Pandoeris helpt een tijdgeest die de tijd doodt met puzzelen en krijgt daarna waarvoor hij komt.
De volgende ochtend was Pandoeris, na een goede nachtrust, iets vroeger dan de andere gasten opgestaan om de bakstenen van de vorige avond onder zijn bed te verstoppen.
Voorlopig lagen ze daar mooi uit het zicht want veel schoongemaakt werd er niet onder de bedden.
Dat had Pandoeris de vorige avond wel gemerkt toen hij daaronder gescholen had.
Er zaten nu nog stofresten in zijn neus.
Tijdens het gezamenlijk ontbijt werd er niet veel gezegd.
Af en toe keek er eens iemand steels naar Pandoeris maar die deed net of hij het niet merkte.
Ook in de postkoets werd er even later tijdens de reis niet veel gesproken.
Je kon merken dat de reizigers zich niet op hun gemak voelden in het bijzijn van Pandoeris en dat ze hem bekeken met een mengeling van bewondering en afkeer.
Pandoeris was dan ook blij dat hij een paar uur later uit moest stappen omdat de koets in een voor hem verkeerde richting verder ging.
Opgelucht haalde hij de landkaart tevoorschijn en vervolgde wandelend de reis.
Af en toe haalde hij wat lekkers uit de rugzak dat de vervoerdersvrouw er nog ingestopt had.
Hoe zou het met haar en de vervoerder gaan?
Die zouden zich vast wel afvragen hoe het met hem ging.
Al was het alleen maar omdat ze bij een goede afloop van het avontuur het vooruitzicht hadden om rijk te worden.
Nou nee, dacht Pandoeris. Ze zouden zich vast ook nog wel een beetje zorgen maken om hem zelf.
Het was alles bij elkaar toch nog een flinke reis geweest maar nu was hij dan bijna op de plaats van bestemming.
Hij zag de eeuwenoude eik al die op de kaart als herkenningspunt stond aangegeven.
Van daaruit moest hij tweehonderd passen in oostelijke richting gaan.
Een beetje zenuwachtig zette hij zich in beweging en telde de stappen.
Bij stap 194 stuitte hij op de verborgen ingang van een grot.
Pandoeris bedacht zich niet, bukte en ging de grot in.
Het was er aardedonker.
Alleen in de verte was een lichtje te bespeuren.
Zou het daar soms zijn?
Voorzichtig, in het duister tastend, begaf hij zich in de richting van het lichtje.
Hij was de tweehonderd passen al ruim gepasseerd toen hij een schaars verlichte ruimte betrad.
Midden in die ruimte stond op een verhoginkje een groot bed met daarin iemand die bezig was een kruiswoordpuzzel op te lossen.
”Weet jij een ander woord voor ’chachelbrick’ ?” vroeg de puzzelaar onverwacht aan Pandoeris zonder van zijn boekje op te kijken.
”Eh… nee. Dat wil me zo gauw niet te binnen schieten,” zei Pandoeris verrast.
”Hm, dan heb ik hier een andere: ’ockelzup’. Zegt dat je iets?”
”Het woord heeft wel iets bekends maar ik zou het even niet weten,” loog Pandoeris.
De eigenaardige man boog zich weer over zijn puzzelboekje.
Hij zag er vreemd uit.
Zijn leeftijd was moeilijk te schatten.
Als je zou zeggen 40, zou je het geloven maar veel ouder of jonger kon ook.
Pandoeris stond er een beetje verloren bij.
”Pockelziep. Weet je daar een ander woord voor misschien?”
Pandoeris deed net of hij nadacht.
”Tja, het ligt me vóór op de tong. Maar voor ik verder denk, wil ik u eigenlijk iets vragen. Ik zoek namelijk…”
” Een kistje,” onderbrak de ander hem. ”Dat staat al klaar aan het einde van de tijdgang. Weet jij een ander woord voor ’ichelbral’?”
”Nee,” zei Pandoeris. ”Maar hoe weet u dat ik voor een kistje kom?”
”Ik ben de tijdgeest. Ik weet alles.”
Behalve puzzelwoorden dan, dacht Pandoeris.
Hij had zijn tante Eleanora wel eens iets horen zeggen over de tijdgeest die haar niet beviel maar daar had hij zoals gewoonlijk niet naar geluisterd zodat hij daar nu ook niet veel verder mee kwam.
”Arzechromie dan. Weet je daar misschien een ander woord voor?”
”Nee, echt niet,” zei Pandoeris. ”Het spijt me.”
”Aan jou heb ik ook niets,” mopperde de tijdgeest. Zo krijg ik die puzzel nooit af. En ik mag dan wel de tijd hebben maar honderd jaar over hetzelfde puzzeltje doen, wordt toch echt een beetje eentonig.”
”Honderd jaar?” vroeg Pandoeris ongelovig.
”Dat heb jij goed gehoord, ja. Ik zeg toch dat ik de tijd heb. Ik ben de tijdgeest, kleine lummel. Knoop dat nou maar eens in die oortjes van je. En ga dat kistje nou maar halen. Hoe eerder je weet dat dat niet lukt, hoe eerder ik me weer op mijn puzzel kan concentreren. ’Porlefliep’. Ander woord, zes letters. Weet je zeker ook niet, hè?”
”Kaztor,” blufte Pandoeris.
”Nou, hij past inderdaad,” mompelde de tijdgeest.
Logisch. Hij heeft zes letters, dacht Pandoeris.
”Dus ik kan gewoon de gang ingaan?” vroeg hij nog maar eens voor alle zekerheid.
”Ja. Maar ga niet te ver want als je eenmaal overleden bent, kun je niet meer terug.”
”Overleden?” vroeg Pandoeris.
”Ja. Je gaat nu de tijdgang in. Als je te ver gaat, ga je dood want je hebt nu eenmaal niet het eeuwige leven. Orckapury. Acht letters.”
”Pokrette,” zei Pandoeris na enig nadenken.
”Klopt!” riep de tijdgeest verrast uit.
Pandoeris wandelde met een onbehaaglijk gevoel de gang in.
Hij was er niet gerust op.
Zijn lichaam deed ook zo vreemd.
Het was net of hij niet goed meer in zijn kleren paste.
En wat hing zijn haar raar voor zijn ogen.
Hij streek met zijn hand het haar uit zijn ogen maar haalde met zijn nagels zijn gezicht open.
Onwillekeurig keek hij naar zijn hand en hij schrok toen zó, dat zijn adem in zijn keel stokte.
Aan zijn hand zaten hele lange nagels en de mouwen van zijn jas waren veel te kort geworden.
Hij streek voorzichtig over zijn kin en voelde een baard.
Hij keek naar zijn benen en zijn buik en ontdekte dat hij het lichaam van een volwassene had gekregen.
Pandoeris rende in paniek terug naar de tijdgeest.
”Tirockapi. Zeven letters. Begint met een K,” sprak deze toen hij hem in het oog kreeg.
”Krijg het heen en weer met je tiro- weet ik veel!” donderde Pandoeris.”Wat gebeurt daar allemaal in die gang?”
”Dat heb ik je duidelijk proberen te maken, ezelsoor. Dat is een tijdgang. Elke meter die je aflegt kost je een jaar van je leven. Als je teruggaat, krijg je de leeftijd die je nu hebt, weer terug. Alle mensen die op een snelle en makkelijke manier rijk willen worden, zullen hier ontdekken dat rijkdom ook niet alles is. Wees liever blij dat je gezond bent van lijf en leden en ga werken voor de kost.”
”Ik wil helemaal niet snel en gemakkelijk rijk worden,” protesteerde Pandoeris.
”Nee, natuurlijk niet. Jij wilt dat kistje met geld en juwelen alleen maar hebben om hard te kunnen werken,” spotte de tijdgeest.”Maar nou even wat anders. Je hebt me net een beetje op weg geholpen met die puzzel. Eerlijk is eerlijk. Kijk, hier moet het woord komen te staan. Zeven letters. Begint met een K.”
Hij hield het puzzelblad voor Pandoeris zijn neus en keek hem verwachtingsvol aan.
Pandoeris zag dat de tijdgeest alleen de woorden ingevuld had die Pandoeris gezegd had.
”Je bent in die honderd jaar ook niet opgeschoten, zeg!” spotte Pandoeris op zijn beurt.
”Ach, ik kan eigenlijk helemaal niet puzzelen. Maar ik heb vorige eeuw een weddenschap met een collega afgesloten dat ik hem tóch afkrijg.”
Pandoeris keek naar de puzzel.
Als die vorige woorden goed zijn, kan dus eigenlijk alles, dacht hij.
Als het aantal letters maar klopt.
”Kaptsal,” zei Pandoeris beslist.
”Geweldig! Die past ook al!” riep de tijdgeest uit. ”Weet je wat? Als je mij met die puzzel helpt, zal ik jou met die tocht door de tijdgang helpen.”
”Goed,” zei Pandoeris en verzon een paar vreemde woorden die precies goed in de vakjes pasten.
”En nou ga ik eerst het kistje halen,” zei Pandoeris toen de puzzel bijna af was.
Hij voegde de daad bij het woord en verdween weer in de gang.
De tijdgeest zweefde hem met bed en al achterna.
Pandoeris beet zijn nagels telkens af als ze te lang werden en legde af en toe een knoop in zijn haren.
Het lopen ging steeds moeilijker omdat Pandoeris elke meter ouder en strammer werd.
Hijgend van uitputting ging hij even zitten en keek naar het kistje dat nog zeker twintig meter van hem verwijderd was.
De tijdgeest landde met bed en al naast hem.
”Je bent het verst gekomen van iedereen die tot nu toe in de tijdgang is geweest. Rappylocka, acht letters, tweede letter een L.”
Pandoeris keek hem boos aan.
”Ik dacht dat je me zou helpen.”
”Dat doe ik toch. Ik zeg je dat je een kans maakt omdat je aan het begin van de gang nog zo jong was.”
Pandoeris stond moeizaam op.
”Ik geef je de laatste woorden pas als ik het kistje heb.”
De tijdgeest dacht na.
Hij wilde die weddenschap graag winnen.
”Hier heb je een stok. Leun daar op.”
Pandoeris deed dat maar voelde zich elke meter zwakker worden.
Op een gegeven moment kon hij werkelijk niet meer en zakte als een half vergane marionet in elkaar.
Alles deed pijn en hij was zo verzwakt dat hij bleef liggen zoals hij gevallen was.
”Zou je maar niet beter teruggaan nu het nog kan?” vroeg de tijdgeest.
”Je bent nu ruim honderd en je moet nog tien meter, dus tien jaar. Dat red je nooit.”
Pandoeris spuugde een loszittende tand uit en keek om zich heen.
Hij zag niets meer.
”Dat komt omdat je blind bent geworden,” legde de tijdgeest uit.
”Ouderdom komt met gebreken. Stop nou eens met die drang om snel rijk te worden en wees tevreden met wat je hebt, als je weer teruggaat.”
”Wat zeg je?” bracht Pandoeris moeizaam uit.
”Je bent nog doof aan het worden ook, stumperd. Wees nou verstandig en ga terug!”
Dit laatste schreeuwde de tijdgeest omdat Pandoeris het anders niet meer zou horen.
”Laat mij maar doodgaan,” fluisterde Pandoeris en werkte er met zijn tong nog een losse tand uit.
Voor spugen had hij de kracht niet meer.
De tijdgeest keek naar Pandoeris en toen naar de kruiswoordpuzzel die bijna af was.
Hij keek schichtig om zich heen.
Plotseling nam hij een besluit.
Hij zweefde met zijn bed naar het kistje, bond er een touw omheen en gaf het andere uiteinde aan Pandoeris.
”Hier, valsspeler. Als je nog kunt, trek dan het kistje naar je toe. Dit moet je echt zélf doen want ik mag je het kistje niet geven. Dan raak ik mijn baantje kwijt en dat is die weddenschap me nou ook weer niet waard.”
Pandoeris probeerde het maar kreeg zijn hand zelfs niet meer van de grond.
De tijdgeest bond een ander touw om de enkel van Pandoeris en sleepte hem zo een eindje terug de gang in.
”Nou, je bent weer 90 dus je moet het nu weer helemaal zelf doen, hoor.”
Pandoeris voelde zich inderdaad weer iets fitter en krachtiger worden en trok het kistje naar zich toe.
Op handen en voeten kroop hij over de grond terug naar zijn jeugd.
Toen hij ongeveer 80 was, kwam hij overeind.
Hij voelde met zijn tong aan zijn gebit en merkte opgelucht dat zijn tanden er weer in zaten.
Op 50-jarige leeftijd ging het lopen weer soepel en hij trok zelfs een sprintje toen hij 30 was.
Eenmaal bij de ingang van de grot aangekomen, duwde de tijdgeest hem de puzzel onder zijn neus.
Pandoeris verzon een paar rare woorden en de puzzel was af.
”Wat heb je nu gewonnen?” vroeg hij aan de tijdgeest.
”Niets. We deden het gewoon om de eer. Eens in de honderd jaar hebben wij een bijeenkomst van alle tijdgeesten en nu kan ik laten zien dat ik méér kan dan mijn collega’s denken. En jij? Wat ga jij met dat kistje doen?”
”Naar mijn baas brengen,” zei Pandoeris. ”Dan hoop ik te bewijzen dat ik met hard werken een eigen bedrijf kan opbouwen.”
”Ach ja,” zei de tijdgeest. ”De tijd zal het leren. Wees in ieder geval tevreden met wat je hebt.”
”Dat zal ik zeker doen,” zei Pandoeris en keek tevreden naar het kistje dat hij in zijn rugzak stopte.
Posted in Een bizarre tocht door het Verloren Oord |