nov
28
2012
hoofdstuk 3
Author: jeroenstamgastToen Johan en Barend de pub betraden, bleek Maaike daar inderdaad te zijn.
Het ergste tumult dat het verslag van haar belevenissen veroorzaakt had, was net wat geluwd.
Deze keer werd ze ogenblikkelijk serieus genomen en Sheehan, de plaatselijke politievertegenwoordiger, stond op het punt om met een paar ‘dappere mannen’ het lijk van de gehangene op te halen.
De komst van Johan en Barend betekende hooguit een klein oponthoud.
Nadat Maaike en Johan elkaar opgelucht in de armen waren gevlogen en Johan het verslag van zijn belevenissen had gedaan, ging men op pad.
Maaike hoefde niet mee om de weg te wijzen omdat men uit haar beschrijving kon opmaken om welk verlaten huis het ging.
Sheehan had om versterking gebeld maar dat kon nog wel even gaan duren.
De pub was afgeladen met verontruste dorpsbewoners en de kastelein beleefde, ondanks het wegblijven van de muziekband, een topavond wat betreft de drankverkoop.
Maaike en Johan werd herhaalde malen gevraagd om over hun avonturen te vertellen en de meeste mensen waren er nu wel van overtuigd dat het inderdaad de geest van Sean Bourke was, die het dorp belaagde.
Sheehan legde na terugkomst het lijk ergens in het kleine politiebureau en adviseerde de dorpsbewoners om naar huis te gaan, ramen en deuren te sluiten en binnen te blijven zolang er nog geen versterking was gearriveerd.
Het advies werd niet meteen opgevolgd maar een half uurtje later waren de meeste mensen dan toch wel vertrokken.
Slechts een iemand kwam nog binnen.
Een verzorgd uitziende heer, die de directeur van de plaatselijke fabriek bleek te zijn, vroeg aan de kastelein of hij bij hem de nacht kon doorbrengen omdat hij zich, gezien de gebeurtenissen van de afgelopen dag, thuis niet meer veilig voelde.
De kastelein stemde toe en beloofde ook voor hem een matras op zolder te leggen.
De directeur voegde zich bij zijn toekomstige kamergenoot en Maaike en Johan besloten om naar de bed and breakfast terug te gaan.
De kastelein sloot af en ging de beide logés voor naar hun slaapplaats.
Op de grond lagen, verscholen tussen de rommel, inderdaad twee matrassen en een paar lakens en dekens.
De meegebrachte olielamp verspreidde een onrustig licht.
“Het is niet erg comfortabel,” sprak de kastelein verontschuldigend. “Maar het komt uit een goed hart, moet je maar denken.”
Hij wenste hen een goede nacht en stommelde de trap weer af.
Barend en de directeur zaten een tijdje zwijgend bij elkaar totdat de directeur de stilte verbrak.
“Wat vind jij nou van dit alles?” vroeg hij aan Barend. “Als buitenstaander, bedoel ik. Denk jij echt dat de geest van Sean Bourke wraak komt nemen of zit er misschien iets anders achter?”
Barend haalde zijn schouders op.
“Ik denk niet veel,” antwoordde hij zonder enthousiasme. “Ik weet alleen dat ik niet in spoken geloof, dus dan zal er wel iets anders achter zitten.”
“Maar wat dan? Wie heeft er nou baat bij om mij dwars te zitten?”
“Zitten ze jou dwars dan? Jij bent toch niet degene die vermoord is, of wel soms?”
De directeur keek Barend aan alsof deze hem op een volslagen nieuw gezichtspunt had gebracht, dat hij nog even moest verwerken.
“Hm, nee. Maar er zijn wel dreigementen aan mijn adres geuit.”
“Waarom dan? Ik dacht dat mensen in een kleine dorpsgemeenschap het altijd zo leuk met elkaar kunnen vinden.”
“Dat was ook zo. Tot de brand in mijn fabriek uitbrak. Nou was ik goed verzekerd, dus ik heb van het verzekeringsgeld meteen mijn fabriek gemoderniseerd. Maar dan krijg je de afgunst! Sommige mensen beweren dat ik mijn fabriek zelf in brand gestoken heb om het verzekeringsgeld op te strijken. Onzin natuurlijk! Bovendien is de fabriek ook in het belang van het dorp. Heel wat mensen vinden er werk.”
Er viel een stilte waarin alleen het bulderen van de storm te horen was.
Het walmende vlammetje van de olielamp zorgde voor een spookachtige verlichting in de overwegend duistere zolderkamer.
Een boom voor het raam achter Barends brede rug zwiepte wild heen en weer en de takken leken tot klauwen te vervormen, klaar om iemand te grijpen.
De directeur staarde er angstig naar en deze keer was het Barend die de stilte verbrak.
“Ik heb me laten vertellen dat er ook iets was met iemand die levend verbrand is. Hoe heette hij ook al weer?”
De directeur sprong plotseling, als door en adder gebeten, overeind.
“Sean Bourke! De geest van Sean Bourke!” gilde hij.
Barend keek hem verbaasd aan.
“Nou, een geest is hij pas geworden na die brand.”
De directeur leek hysterisch te zijn geworden en wees met uitpuilende ogen naar het raam achter Barend.
”Nee! Daar! Achter je! Kijk dan!”
Barend draaide zich om en zag het silhouet van de wild heen en weer zwiepende boom.
“Volgens mij is dat gewoon een boom.” “Ik zag daarnet de gestalte van een mens of zoiets! Hij loerde door het raam naar binnen.
Alsof hij op zoek was naar me. Ik ben niet voor niets ondergedoken…”
Barend kwam overeind en liep naar het raam, terwijl hij bijna zijn nek brak over een paar dozen met kerstversiering.
Hij kon in het donker buiten niet veel onderscheiden maar was toch wel nieuwsgierig geworden en morrelde aan het raam om dit te openen.
Na het nodige duw- en trekwerk lukte dit en Barend stak zijn hoofd naar buiten in de huilende wind.
“Alle duivels. Wat een storm,” mompelde hij en tuurde met tranende ogen naar beneden.
Hij wist het niet zeker maar hij dacht inderdaad dat hij daar iemand zag rondsluipen.
Zijn hart begon sneller te kloppen.
Hij mat de afstand tot het platje beneden hem en nam een besluit.
Hij klom uit het raam tot hij met zijn handen aan de vensterbank hing en overbrugde de laatste meter door zich voorzichtig af te zetten en op het platje beneden hem te springen.
Blijkbaar niet voorzichtig genoeg want het platje begaf het krakend onder het enorme gewicht van Barend, die daardoor twee meter lager met het nodige kabaal tussen allerhande horecabenodigdheden in een schuurtje terechtkwam.
Wonder boven wonder liep het goed af, wat Barend er overigens niet van weerhield hartgrondig te vloeken.
Hij krabbelde moeizaam overeind en vroeg zich af wat hij nu zou doen.
Als hij de geest, of wat het dan ook was, had willen verrassen, kon hij dat nu in ieder geval wel vergeten.
Zijn komst had hij, ondanks het bulderen van de storm, nu wel luid en duidelijk aangekondigd.
Het beste was misschien maar om gewoon via de deur naar buiten te gaan en te kijken of hij op de een of andere manier weer op zolder kon komen.
Half op de tast vond hij de deur, opende die en keek tot zijn schrik recht in de loop van een jachtgeweer.
“Handen omhoog of je bent een kind des doods!” klonk het onheilspellend.
Barend stak machinaal zijn handen in de lucht en probeerde in de duisternis te zien wie zich achter het enorme geweer schuilhield.
“O, ben jij het,” sprak de eigenaar van het vuurwapen en liet dit zakken. “Ik woon hiernaast en ik dacht dat ik iemand zag rondsluipen maar dat kan jij niet geweest zijn. Degene die ik zag, had een normaal postuur. Heb jij dat lawaai daarnet ook gehoord?”
“Nou, niet alleen gehoord,” bromde Barend en hij wreef nog eens over een paar pijnlijke plekken.
De deur van de pub ging open en de eigenaar ervan voegde zich bij de mannen.
“Wat is hier allemaal aan de hand?” vroeg hij argwanend.
“Wel,” sprak de man met het jachtgeweer. “Ik zag iemand rondsluipen, dus ik pakte mijn geweer omdat ik het niet vertrouwde en ondertussen was jouw logé…” Hij wees naar Barend, die intussen ergens anders naar keek. “…ook op pad gegaan. Uiteindelijk vonden we elkaar maar niet onze rondsluiper.”
“Maar ik vind wel iets anders,” bromde Barend en liep naar de deur van de pub.
De mannen volgden Barend en zagen, net als hij, een bijl die in de deur geslagen was met daartussen een papier geklemd waarop geschreven was.
Barend trok het papier los en las vluchtig de tekst.
Vervolgens keek hij naar de nieuwsgierige gezichten van de beide mannen.
“Moet je horen wat er staat,” nodigde Barend uit en begon voor te lezen. “Hum het uur van de wraak is aangebroken. Niemand zal het dorp levend verlaten tot de schuldigen gestraft zijn. Ondertekend: de geest van Sean Bourke.”
Ze keken elkaar eens aan.
“Daar weet die weduwe Bourke vast meer van,” gromde de man met het jachtgeweer. “Ik zal wat maten optrommelen om haar eens aan de tand te voelen. Dat had al veel eerder moeten gebeuren!”
Hij maakte een zwaaiende beweging met zijn geweer en verdween in de vliegende storm.
Barend keek hem na en wenkte toen de kastelein.
“Kom eens kijken als je wilt. Ik moet je wat laten zien.”
In het schuurtje wees hij naar het gat in het dak.
“Kijk, ik dacht dat ik iemand zag rondsluipen en die wilde ik achtervolgen en toen ben ik per ongeluk door je dak heen gezakt.”
“Ach,” sprak de kastelein. “Dat dak is niet zo erg. Dat was toch verrot. Ik maak me meer druk over weduwe Bourke. Niet dat het mijn vriendin is, maar die Kelly met zijn geweer is een agressieveling.
“Weduwe Bourke?” schrok Barend. “Maar daar logeren mijn vrienden toch ook?”
“Ik zou maar eens gaan kijken als ik jou was. Als Kelly het op zijn heupen heeft, is niemand veilig..”
Bij het huisje van weduwe Bourke keken drie mannen toe hoe een vierde met een jachtgeweer hard op de deur bonkte.
Boven hen ging een raampje open en een slaperige Johan stak zijn hoofd naar buiten.
“Wat willen jullie, midden in de nacht?” vroeg hij verstoord.
“Wij willen weduwe Bourke spreken!” riep Kelly.
“O, dan moet je niet bij mij zijn,” besloot Johan en deed het raam weer dicht.
“Wat is er aan de hand?” vroeg Maaike, die ook wakker geworden was, slaperig.
“Ach, een stelletje imbecielen willen weduwe Bourke spreken. Dat is toch niet normaal, zeg! Midden in de nacht!”
Buiten werd weer op de deur gebonkt en er werd dit keer bij geschreeuwd dat ze deze zouden intrappen als er niet onmiddellijk opengedaan werd.
“Zijn ze nou helemaal gek geworden!” riep Johan verontwaardigd.
“Doe jij anders even open,” stelde Maaike voor, die nu ook uit bed kwam. “Ik denk dat weduwe Bourke dat niet durft.”
Johan schoot snel in zijn broek en ging mopperend de trap af.
Hij opende de deur en keek tot zijn schrik recht in de loop van Kelly’s jachtgeweer.
“Opzij, vreemdeling!” riep Kelly. “Wij willen weduwe Bourke spreken!”
Johan duwde de loop van het geweer voor zijn gezicht weg.
“Kan dat niet wat vriendelijker?”
Kelly zei niets maar wurmde zich langs Johan heen, het huis binnen.
Deze gaf niet echt mee en Kelly begon te duwen.
Maaike, die intussen ook beneden gekomen was, pakte een kruk uit de gang en prikte Kelly, met de poten ervan voorwaarts gericht, terug naar buiten.
“Op deze manier kom je zeker niet binnen, lomperik!” snoof Maaike en ging naast Johan staan.
Kelly leek door deze onverwachte aanval, en misschien ook wel door het nachtgewaad van Maaike, even van zijn stuk gebracht maar herstelde zich en wilde zijn geweer op hen richten.
Johan zag dit, sprong naar voren en greep het geweer vast, waarna een worsteling ontstond.
Een van de door Kelly meegebrachte kornuiten wilde zich er ook mee bemoeien maar werd daarvan weerhouden door Maaike die naar voren sprong en hem een welgerichte trap op een daar niet op berekende plaats verkocht.
Dat was het sein voor de twee anderen om te hulp te schieten.
De ene probeerde Maaike op de grond te drukken en de andere greep Johan, die net Kelly tegen de vlakte had geslagen, van achteren bij de nek vast.
Johan boog zich diep voorover, zodat de man over Johan heen, op de grond viel.
Maaike had zich ondertussen achterover laten vallen, zette een voet in de buik van de meevallende belager en zwiepte hem aldus over zich heen, zodat hij achter haar op de grond smakte.
Daarna draaide ze zich vliegensvlug op haar zij en graaide het geweer voor Kelly zijn neus weg, die daar met een van pijn vertrokken gezicht naar op weg was.
Op dat moment kwam Barend aanzetten.
“En nou is het over!” donderde hij op goed geluk.
Op de een of andere manier maakte de kolossale gestalte van Barend, die zich onheilspellend tegen het schijnsel van een lantaarnpaal aftekende, zoveel indruk dat het inderdaad ook over was.
Johan en Maaike voegden zich bij Barend en de anderen kwamen moeizaam overeind.
“Waar is die drukte allemaal voor nodig?” vroeg Barend ontstemd.
“Deze agressievelingen wilden met alle geweld hier naar binnen,” antwoordde Maaike en ging weer bij de voordeur van het huisje staan, terwijl ze het geweer bij zich hield.
Het geluid van de korte schermutseling had klaarblijkelijk een aantal mensen uit hun nachtrust gehaald en er vormde zich een kleine menigte, zodat er drie partijen ontstonden.
Aan de ene kant Maaike, Johan en Barend die voor de ingang van het huisje stonden en aan de andere kant vier mensen die naar binnen wilden, gadegeslagen door een verbaasd publiek.
Barend hield door zijn machtige aanwezigheid en de rust die hij uitstraalde, de meute in bedwang maar wist verder eigenlijk niet wat hij met de situatie aan moest.
“Luister,” sprak Maaike, die het initiatief nam. “Jullie willen weduwe Bourke spreken. Dat kan, maar wel op een normale manier. Eén van jullie mag met mij mee naar binnen, terwijl de rest buiten blijft wachten.”
Kelly stapte direct naar voren en meteen daarna nog iemand.
“Ik ben de buurman van weduwe Bourke,” verklaarde deze, terwijl hij misprijzend naar Kelly keek. “Ik wil er ook graag bij zijn.”
“Dat kan,” gaf Maaike toe en de twee gingen met haar naar binnen.
Johan en Barend posteerden zich voor de ingang en wachtten met de mensen buiten, op de uitslag van het gesprek.
Dit liet niet lang op zich wachten
“Ze is er vandoor! Weg! Verdwenen!” brulde Kelly zodra hij weer buiten was.
De mensen keken elkaar ongelovig aan en iedereen begon met iedereen te praten.
“Het is inderdaad waar,” zei Maaike, een beetje beduusd.
“Heb je wel goed gekeken?” vroeg Johan.
“Natuurlijk,” antwoordde Maaike geërgerd “Het is geen paleis met zoveel kamers dat je er makkelijk eentje over het hoofd ziet.”
“Moet je daar eens kijken,” zei Barend en knikte met zijn hoofd naar het andere eind van het dorp.
In de verte was een oranjerode gloed zichtbaar die allengs groter werd.
De gesprekken verstomden en de mensen keken vol ongeloof en angst naar de nieuwste ontdekking.
“Wie durft er met me mee te gaan om te kijken wat dat is!” schreeuwde Kelly en keek verwilderd om zich heen.
Een handjevol mensen voegde zich bij hem, terwijl het merendeel stilletjes naar huis afdroop.
Maaike, Johan en Barend bleven achter en besloten om ook maar naar binnen te gaan.
“Als het belangrijk is, horen we er zo wel van, vrees ik,” bromde Barend.
“Zal ik even thee zetten?” stelde Johan voor. “Ik ben een beetje over mijn slaap heen, eerlijk gezegd.”
Hij zette een ketel met water op het gasfornuis en ging daarna bij de anderen in de woonkamer zitten.
“Ik weet zo langzamerhand niet meer wat ik ervan denken moet,” begon Maaike het gesprek.
“Hoe kom jij hier eigenlijk verzeild?” vroeg Johan aan Barend, die een pijp stopte.
Barend vertelde in het kort zijn belevenissen.
“Ik heb dus inderdaad iemand gezien,” sloot hij af. “Maar ik had niet het idee dat het een geest was.”
“Maar hoe verklaar jij dan al die rare dingen?” vroeg Maaike.
“Ik verklaar helemaal niets,” zei Barend. “Ik weet alleen wat ik gezien heb en dat is dus niet veel.”
“Waar zou die weduwe Bourke zijn?” vroeg Johan zich af.
“Dat arme mens is natuurlijk gevlucht toen die idioten op de deur begonnen te bonzen,” veronderstelde Maaike.
Johan stond op en inspecteerde de slaapkamer van de weduwe.
“Het bed is niet beslapen!” riep hij naar beneden. “En er liggen ook geen kleren van haar. Als ze echt hals over kop weg is gegaan, zou ze nooit de tijd gehad hebben om zich helemaal aan te kleden. Ze moet dus al eerder weggegaan zijn.”
“Dat zou kunnen,” dacht Maaike. “Maar het hoeft natuurlijk niet. Misschien durfde ze niet te slapen en had ze haar kleren nog aan.
“Ja, dan wachtte ze zeker in het stikdonker op de dingen die zouden kunnen gaan gebeuren,” spotte Johan, die inmiddels weer beneden gekomen was. “Er brandde geen licht in huis al die tijd.”
“Misschien durfde ze dat niet aan te doen uit angst voor bezoek. Of misschien is ze gewoon daarvoor al ergens heen gegaan,” dacht Maaike en goot kokend heet water in een theepot.
“Ik vind het maar raar,” bromde Johan. “Waar moet zo iemand heen met dit weer en om deze tijd?”
Maaike zette voor ieder een kopje met dampende thee neer.
Misschien is ze bij iemand die ze vertrouwt en wacht ze daar de dingen af die komen gaan.”
“Dat zou natuurlijk kunnen,” gaf Johan toe.
Barend blies kleine rookwolkjes uit zijn pijp in het schaars verlichte kamertje.
“Ik vind het ook wel interessant om te bedenken wat wij gaan doen. Ik heb geen zin om hier langer te blijven dan strikt noodzakelijk is.”
“De auto wordt morgen gemaakt dus ik neem aan dat we, na het afleggen van een verklaring aan de politie, wel mogen vertrekken. Maar ben jij dan niet nieuwsgierig naar de oplossing van dit mysterie?” vroeg Johan.
“Ik houd niet van mysteries,” bromde Barend. “Wat mij betreft zoeken ze het allemaal zelf maar uit.”
Op dat moment werd er aan de deur gebeld.
Johan stond op.
“Ze worden al beleefder. Ik zal eens kijken wie dat is.”
“Hallo,” zei Kelly. “Mag ik even binnenkomen?”
“Ben je alleen?” vroeg Johan en keek in de lege straat.
“Zoals je ziet. Mijn kameraden zijn naar huis.”
Johan deed de deur uitnodigend open en Kelly stapte binnen.
“Allereerst mijn excuses voor daarnet,” sprak Kelly verzoenend, terwijl hij van de thee slurpte die Maaike voor hem ingeschonken had. “Ik laat me wel eens gaan maar dat hebben jullie terecht afgestraft, daarnet. Waar ik voor kom, is het volgende. Laat ik eerst nog maar eens zeggen dat ik absoluut niet in geesten of zo geloof. Maar wat ik absoluut ook niet begrijp is, dat die oranje gloed zomaar verdwenen was zonder sporen achter te laten op het moment dat wij aankwamen. Echt spoorloos verdwenen. En wat we wél hoorden toen, was een soort monnikenmuziek. Wat ik me kan herinneren is dat jij dat ook gehoord hebt en er een monnik bij zag die spoorloos verdween. Klopt dat?”
“Nou,” zei Maaike. “Het deed me aan een monnik denken. Maar dat kwam misschien ook omdat ik die zang erbij hoorde. Hij leek eigenlijk ook wel op een grote kabouter of zo.”
“Wel, mijn kameraden zijn ervan overtuigd dat het de geest van Sean Bourke is, maar ik weiger dat te geloven. Toch moet ik toegeven dat ik voor dit alles geen goede verklaring heb en dat kan ik niet uitstaan! Hebben jullie er soms een verklaring voor? Jullie komen tenslotte van buiten en zijn niet zo bijgelovig als de mensen in deze streek.”
Kelly keek ze hoopvol aan.
Maaike moest bijna lachen.
“Sorry, ik weet echt niets zinnigs daarover te zeggen. Ik ben gewoon verbaasd en weet het niet. Ik vind alles heel vreemd maar…ja…” Kelly keek vragend naar Johan en Barend.
Johan haalde alleen maar zijn schouders op en Barend bestudeerde zijn pijp.
Kelly stond op.
“Bedankt voor de thee. Zouden jullie mij een plezier willen doen en het mij laten weten zodra je wat ontdekt. Ik kan hier echt niet tegen, weet je. Het maakt me razend.”
Johan begeleidde hem naar de deur en Kelly verdween teleurgesteld in de stormachtige nacht.
Barend klopte zijn pijp uit.
“Ik denk dat ik ook maar eens ga. Geest of geen geest: laten we afspreken dat we contact met elkaar opnemen, zodra er iets te melden is. En geen actie ondernemen zonder overleg. Er is al een dode gevallen en iedereen hier in het dorp wordt steeds gekker van de zenuwen. We zien elkaar morgenochtend wel in de pub.”
“Zou je niet liever hier blijven?” vroeg Johan. “De weduwe is er nou toch niet.”
“En dan zeker in haar bed gaan liggen. Of hier in een stoel gaan zitten. Nee, dank je. Op de zolder van de pub heb ik tenminste een eigen matras.”
“Maar daar is ook die directeur en die is momenteel het doelwit, nu die andere dood is.”
“Ik heb het idee dat onze naargeestige moordenaar zich vannacht niet meer laat zien. Bovendien zou het me niets verwonderen als die Kelly met zijn geweer bij de pub de wacht houdt.”
Barend wenste hen een goede nacht en wandelde, voort geblazen door wind, in een flink tempo naar de pub.
Maaike en Johan dronken nog een kopje thee en besloten toen toch maar om naar bed te gaan.
En, hoewel ze dachten dat het moeilijk zou zijn om de slaap te vatten, lukte dit wonderwel.