Archive for oktober, 2017

Op vakantie

Author: jeroenstamgast

Het was half 10 op een zomerochtend die niet aanvoelde als een ochtend in de zomer.
Hij zat aan de keukentafel en keek door het raam naar de grijze wolken die langzaam overdreven.
Nou ja, het is droog, dacht hij en nam nog een slok van zijn koffie.
Naast hem stond de vertrouwde koffer die hij altijd gebruikte als hij eens per jaar een weekje op vakantie ging.
Zoals gewoonlijk had hij de koffer volgestouwd met de bekende spulletjes die hij dacht nodig te hebben.
Het waren altijd dezelfde dingen die hij meenam- van onderbroek tot leesboek- dus hij deed het inpakken routinematig vlak vóór het vertrek.
Verder viel er niet veel te regelen.
Eigenlijk had hij er, zoals gewoonlijk, niet eens zoveel zin in maar hij wist uit ervaring dat dat wel goed kwam als hij eenmaal onderweg was.
Hij leidde een regelmatig leven- een saai leven vonden zijn collega’s- en die paar dagen weg van huis had hij nodig om het verschil tussen de jaren nog te kunnen voelen.
Elk jaar koos hij een plekje in Europa, niet te ver van huis, waar hij nog niet geweest was en dit jaar zou het dan ‘het jaar van de Ardennen’ worden.
Een klein hotelletje, wat wandelen in de omgeving, wat drinken op een terrasje, wat eten in een restaurantje en ’s avonds wat lezen in een goed boek.
Dat was het eigenlijk wel.
Het enige avontuurlijke aan de hele onderneming was, dat hij van tevoren niet wist welk hotelletje het zou worden.
Hij zette het lege koffiekopje in de vaatwasser, pakte zijn koffer, riep: “Dag allemaal! Tot over een week!” tegen de lege woning, deed zorgvuldig de deur op slot en wandelde naar zijn auto die al vele jaren dienst deed.
Hij startte de wagen, mompelde: “Zet ’m op ouwe jongen,” reed rustig de parkeerplaats af en bevond zich al snel op de snelweg.
Er waren geen files en hij kon lekker doorrijden.
In het zuiden van het land aangekomen, tankte hij bij een benzinepompstation, sloeg- zoals altijd als hij op vakantie was- een voorraadje versnaperingen in, gooide die op de stoel naast zich en vervolgde zijn weg.
Opeens vroeg hij zich in een opwelling af waar hij zijn portemonnee gelaten had.
Hij voelde in zijn jaszakken, keek zo goed en zo kwaad als het ging tijdens het rijden naar de spullen op de stoel naast zich, graaide daar nog wat in en kwam tot de verschrikkelijke conclusie dat hij zijn portemonnee kwijt was.
Wat nu?
Misschien had hij hem tijdens het afrekenen bij de kassa laten liggen en zouden ze deze daar voor hem bewaard hebben.
Hij geloofde daar niet echt in maar hij stelde zichzelf graag gerust.
Zodra het kon verliet hij de snelweg, reed langs de lokale wegen een heel eind terug en pakte daarna de snelweg weer op om opnieuw bij het tankstation uit te komen.
Hij wachtte met bonzend hart netjes in de rij bij de kassa tot hij aan de beurt was.
Zijn portemonnee was daar natuurlijk niet.
Verdwaasd staarde hij het meisje achter de kassa aan.
“Het spijt me, meneer,” zei het meisje. “Maar als ik u was, zou ik nu meteen uw bank bellen om uw bankpas te blokkeren vóór ze die leegtrekken.”
“Ja, dat zal ik dan maar doen,” mompelde de man. “Dank u wel.”
Hij zocht een rustig plekje op om te bellen en voelde daarna een golf van paniek opkomen.
Ik moet rustig blijven, dacht hij. Geen paniek. Gewoon de zaken rustig op een rijtje zetten. Wat is de stand van zaken? Portemonnee met geld kwijt, bankpas, creditcard, rijbewijs enzovoort. Een hotelletje in de Ardennen kan ik dus wel vergeten, de hele vakantie dus. Jammer. Kom ik verder in de problemen? Nee, want alles is geblokkeerd en ik heb een volle tank dus ik kan thuiskomen. Een rijbewijs kan ik opnieuw aanvragen, net zoals mijn bankpas, creditcard, ANWB lidmaatschapskaart enzovoort. Nou, dat valt dan weer mee. Over anderhalve week ga ik gewoon weer naar mijn werk en is er niets aan de hand. Eigenlijk valt de schade dus erg mee. Mijn wereld stort niet in. Jammer alleen van de vakantie.
Hij voelde zich al weer opgelucht toen hij in zijn auto stapte.
Eenmaal in de auto, staarde hij geruime tijd voor zich uit en vroeg zich af wat hij zou doen.
Meteen naar huis terug gaan vond hij geen optie.
Hij was een gewoontemens die veel waarde hechtte aan orde en regelmaat- volgens zijn collega’s op het autistische af- en een weekje weg in de zomervakantie was een ritueel dat hij niet wilde overslaan.
Hij keek naar zijn voorraad koek en flesjes drinken en opende de asbak van de auto waar hij af en toe wat kleingeld instopte voor als de nood aan de man kwam.
Door zijn voorspelbare leventje was die nood nog nooit aan de man gekomen dus daar zat aardig wat in.
Niet genoeg voor een hotelletje natuurlijk maar hij kon daarmee wel een paar keer op een terrasje zitten.
Overdag zou hij kunnen doen wat hij altijd deed en in plaats van eten in een restaurant op het einde van de dag, kon hij wat lekkers op een bank in het park eten.
’s Avonds zou hij in zijn boek kunnen lezen tot het donker werd en dan zou hij gaan slapen in zijn auto.
Als hij dat twee dagen en nachten vol wist te houden, zou hij toch het gevoel hebben op vakantie te zijn geweest.
En daar ging het tenslotte om: het jaarlijkse op vakantie gaan was als het ware het baken in zijn leven.
Maar overnachten in zijn auto vond hij een onaangename gedachte en de twijfel sloeg toe.
Toch startte hij de auto met de bedoeling een leuk stadje te vinden, wat hij dan als zijn vakantieadres zou kunnen beschouwen.
Na een tijdje rijden door een mooie omgeving kwam hij bij een alleraardigst oud stadje.
Hij parkeerde de auto op een plek waar het gratis parkeren was en haalde diep adem.
Hier zou hij proberen te doen wat hij altijd deed op vakantie.
Hij stopte het geld uit de asbak in zijn jaszak en zette het op een wandelen.
Hij doorkruiste alle straatjes van het oude centrum, bekeek met interesse historische panden, las hier en daar een plaquette met informatie en ontdekte een aardig museumpje.
Maar nu eerst koffie, dacht hij en ging aan een leeg tafeltje op een gezellig terrasje zitten.
Normaal gesproken zou hij daar appelgebak met slagroom bij genomen hebben maar daar zag hij nu, gezien de financiën, vanaf.
En daar heb ik iets op gevonden, dacht hij ondeugend en graaide in zijn jaszak naar enige meegenomen koeken uit de auto.
Telkens als hij dacht dat niemand keek, haalde hij er stiekem eentje uit en at die schielijk op.
Na een tweede kop koffie was hij door zijn koeken heen en rekende hij af.
Tevreden over zijn eigen slimheid wandelde hij naar het museum maar bij de ingang realiseerde hij zich dat zijn museumjaarkaart zich in zijn verdwenen portemonnee bevond.
“Verdorie,” mompelde hij en vroeg zich af wat hij nu zou doen.
De kerk, dacht hij. Die is gratis en kan ik mooi bezichtigen.
Hij wandelde naar een prachtig oud kerkje dat geopend was voor toeristen en keek zijn ogen uit.
Normaal gesproken zou hij daarna naar zijn hotelletje gegaan zijn om wat te lezen voordat hij ging dineren, dus wandelde hij naar zijn auto en haalde een dik boek uit zijn koffer.
Tevreden opende hij het boek op de plek waar hij gebleven was en vertoefde even in een andere wereld.
Na een half uur was het tijd om in een restaurant te gaan eten.
Hij wandelde naar een snackbar, bestelde een patatje, een berenhap en een pilsje en ging op een bankje zitten dat hij eerder op de middag gezien had.
“Niet gek, zo’n selfservicerestaurant,” grinnikte hij in zichzelf en keek naar de eendjes en de zwanen in de vijver.
En dan nu nog een lekkere kop koffie om dit diner af te sluiten, dacht hij tevreden.
In het café vond hij een plaatsje bij het raam en, genietend van zijn koffie, kwam hij tot de conclusie dat het ondanks alles tóch een leuke vakantiedag geworden was.
Maar nu kwam het gedeelte waar hij tegenop zag: overnachten in zijn auto.
Eerst natuurlijk nog wat lezen maar daarna kwam onverbiddelijk de nacht.
Hij wist dat hij dit niet aan zou kunnen en toen het donker begon te worden en hij zijn boek weglegde, besloot hij om naar huis te gaan.
Thuis aangekomen, nam hij een verkwikkende douche, trok zijn pyjama aan en kroop tevreden in zijn veilige bed.
Morgen zou hij alles regelen zodat hij weer over de noodzakelijke bescheiden zou kunnen beschikken.
Naar de Ardennen zou hij niet meer gaan maar hij zou de week vakantie die hij zichzelf opgelegd had, doorbrengen met een bezoek aan telkens een ander leuk stadje waar hij kon wandelen, zitten op een terrasje, eten in een restaurantje, wat lezen in de auto en dan heerlijk in zijn eigen bed slapen.
Later op zijn werk, toen alle verhalen over vakanties in verre oorden ter sprake kwamen, vertelde hij zijn collega’s dat hij dit jaar een echte ‘thuisvakantie’ gehouden had en dat hem dat uitstekend was bevallen.

Jut en Jul naar het museum

Author: jeroenstamgast

Die dag zouden Jan en ik naar de Hermitage in Amsterdam gaan en, als er nog tijd over was, ook nog naar het Allard Pierson Museum.
Om klokslag 10.00 uur meldde ik me bij de kleine woning van Jan.
Keurig op tijd maar doordat ik het hondje van mijn dochter Amber, die op vakantie was, nog had moeten uitlaten en ik daar meer tijd voor nodig bleek te hebben dan gepland, had ik geen mogelijkheid meer gehad om op internet te kijken naar een geschikte parkeergarage die een beetje op loopafstand tussen beide musea lag.
Jan, die sinds een tijdje eenbenig was, werd door mij in een rolstoel voortgeduwd en dan is het wel handig als je dat over niet al te grote afstand hoeft te doen.
Mijn tekortkoming in de voorbereiding hoefde geen probleem te zijn want ik kon de Tom Tom van mijn broer Marc gebruiken als Jan het adres van de Hermitage opgezocht had.
Bij binnenkomst bleek Jan tot mijn verrassing gereed te zijn voor de reis, wat in het verleden wel eens anders was geweest.
Ik kan me nog een keer herinneren dat we naar Noord-Frankrijk zouden gaan en ik hem schoffelend in zijn tuin aantrof toen ik hem op de afgesproken tijd kwam ophalen.
Daarna had hij nog een half uur naar zijn geld en paspoort moeten zoeken die hij uiteindelijk vond in het borstzakje van zijn overhemd in de wasmand.
Tevreden wielde Jan in zijn rolstoel naar me toe terwijl zijn broek en overhemd onder de koffievlekken kwamen te zitten door een lekkende thermoskan in een tas die hij op schoot hield.
Jammer van de koffie en de vlekken maar we besloten meteen op pad te gaan.
Jan wist zich, via een speciale plank, van zijn rolstoel naar de zitting van mijn auto te werken, een kunstje waar hij steeds handiger in werd.
Het inklappen van de rolstoel ging moeizaam maar in ieder geval niet zo klungelig meer als de eerste keren en, als ik de Tom Tom ingesteld had, konden we gaan.
Waar ik bang voor was geweest, gebeurde: ik kreeg het navigatiesysteem niet aan de praat.
Het programma startte wel op, maar daarna blokkeerde de hele handel.
Mijn reputatie van iemand die niet met moderne apparaten kan omgaan werd weer eens waargemaakt en ik voelde de gebruikelijke woede al weer opkomen.
In het begin wist ik nog rustig te blijven maar al snel verloor ik mijn geduld en smeet ik het onding rücktsichtloos naar achteren in mijn auto.
Boos om mijn niet aflatende onvermogen om met mijn tijd mee te kunnen gaan, reden we weg.
Jan probeerde me te kalmeren door onverstoorbaar gezellig te kletsen en ik probeerde daarin mee te gaan, wat me op een gegeven moment ook min of meer lukte.
Toen het echt gezellig begon te worden, kwam ik er achter dat ik op de automatische piloot had gereden en dat we richting Utrecht gingen i.p.v. Amsterdam.
Dat had ik dan weer mooi voor elkaar!
We verlieten de snelweg en via allerlei omweggetjes kwamen we op een weg die ik kende en die richting Amsterdam ging.
In Amsterdam was het uitzonderlijk druk en we reden in een soort file van verkeerslicht naar verkeerslicht zonder dat ik precies wist waar ik heen moest gaan.
We stonden meer stil dan dat we reden en mijn oude Lada waar ik zo blij mee was, begon rooksignalen vanonder de motorkap af te geven.
Al vrij snel ontwikkelde zich een grote rookpluim en iemand klopte op mijn raampje om me er attent op te maken dat er zich een grote plas vloeistof onder mijn auto begon te vormen.
Ik bedankte hem voor de waarschuwing en was blij dat ik de Keizersgracht op kon draaien en daar zowaar een plaatsje vond waar ik de auto kon neerzetten zonder het doorgaande verkeer te belemmeren.
Ik opende de motorkap en zag tot mijn opluchting dat de rook uit stoom van kokend water bleek te bestaan en dat het niet de motor was die in brand stond.
Een passerende stadsgids met een tiental volgelingen wees naar een paar mooie gevels waar niemand naar keek.
De rokende Oost-Europese auto van een model dat je niet veel meer zag rijden en nu helemaal niet meer reed, mocht zich in een grotere belangstelling verheugen.
Geforceerd vriendelijk knikte ik de belangstellenden toe.
Drie aardige jonge agentes op dienstfietsen, informeerden of alles in orde was en moesten lachen toen Jan, vanuit zijn autoraampje, voor alle zekerheid olijk met zijn invalidenpas zwaaide.
De agentes gaven me het voor de hand liggende advies om de ANWB te bellen.
Ik bedankte ze voor de belangstelling en de goede tip en belde inderdaad de ANWB, die beloofde dat er binnen een uur iemand zou komen .
Meer kon ik niet doen en ik ging weer naast Jan in de auto zitten.
Gek genoeg was ik niet boos over de autopech maar opgelucht dat me dit nu overkwam en niet een paar weken geleden toen ik nog over de stille wegen van het Noord-Franse platteland had gereden.
Jan en ik raakten zoals gewoonlijk weer gezellig aan de praat over van alles en nog wat, tot het moment kwam dat Jan op luidruchtige wijze zijn voorraad eten en drinken begon te verorberen.
Ik had geen trek, stapte uit en bekeek, lui leunend tegen de auto, het drukke Amsterdamse stadsleven.
Nadat ik een paar toeristen de weg naar het Anne Frank Huis had gewezen, draaide dan toch de ANWB auto de Keizersgracht op.
Ik vertelde wat er gebeurd was en de monteur wist meteen hoe de vork in de steel zat.
Door het filerijden werd de motor warm en doordat de fan niet was gaan draaien door een storing in de elektriciteitsvoorziening, werd het koelwater tot het kookpunt opgewarmd.
Hij kon het probleem tijdelijk oplossen door de fan direct met de accu te verbinden zodat deze constant bleef draaien en wij in ieder geval naar huis konden.
Uiteraard zorgde hij eerst voor een nieuwe voorraad koelvloeistof.
We bedankten de monteur, zagen af van ons museumbezoek en gingen ervandoor.
Jan zette ik bij hem thuis af en daarna reed ik door naar mijn eigen huis.
Daar zette ik de motor af, opende de motorkap en verbrak, zoals uitgelegd, de stroomvoorziening vanuit de accu zodat de fan stopte met draaien.
Inmiddels was het half vier en ik zette een kopje koffie om in alle rust dit dagje cultuursnuiven dat in rook was opgegaan, te overdenken.
Ik vind museumbezoek helemaal niet saai, zoals sommige mensen beweren, maar zo avontuurlijk als deze dag hoeft voor mij nou ook weer niet.