Archive for juni, 2012

hoofdstuk 4

Author: jeroenstamgast

Daar zaten ze dan, met zijn drieën in een soort konditorei waar vooral oudere dames en heren hun koffie of thee met ‘iets erbij’ plegen te nuttigen.
Als het aan Barend gelegen had, waren ze in een gezellige kroeg gaan zitten maar de doodgraver wilde dat niet.
Hij was bang dat er misschien toch een kleine kans was dat ze daar bekenden van ‘het Arendsnest’ zouden tegenkomen.
Johan had nog voorgesteld om naar de hotelkamer te gaan maar daar voelde Barend weer niets voor.
En zo zaten ze dan aan een klein tafeltje op breekbare stoeltjes te kijken hoe de bestelde koffie met gebak voor hen werd neergezet.
Een verlate najaarswesp vergezelde het lekkers en verdween pas toen de doodgraver, die het woord wilde nemen, hem verjoeg.
“Allereerst bedankt voor jullie hulp. Ik had die eigenlijk niet verdiend.”
Barend knikte instemmend.
“Ik kan me voorstellen dat jullie denken dat ik een doortrapte schurk ben,” vervolgde de doodgraver.” Maar dat is niet zo.”
Barend keek verbaasd op van zijn taartje, waar hij net de chocoladeversiering afgepeuterd had.
De doodgraver liet zich door Barends blik en de wesp, die het gebak ook eens wilde inspecteren, niet van de wijs brengen en ging verder.
“Barend, jij kent me nog door het werk dat je voor ons gedaan hebt…”
“Je bedoelt toch dat werk waar ik nog niet voor betaald ben?” onderbrak Barend hem.
“Ja, dat bedoelt hij,” zei Johan geïrriteerd “Ga verder.”
De doodgraver zwaaide met zijn armen, zodat de wesp zijn heil elders ging zoeken en vervolgde: “Ik zal me even voorstellen. Mijn naam is Wilhelm du Coq. Mijn vader was juwelier en eigenaar van het Arendsnest. Hij was een geslaagd zakenman maar helaas verslaafd aan het gokspel.”
De wesp was inmiddels door een venijnig kijkende dame richting Johan verjaagd, die ook al weinig met het insect ophad.
“In korte tijd heeft hij zijn hele fortuin er doorheen gejaagd. Een internationale misdaadorganisatie heeft toen aangeboden al zijn schulden te betalen in ruil voor zijn medewerking. Door zijn contacten in de juwelierswereld kon hij ze goed van dienst zijn.
Omdat ik zijn zoon ben, moest ik al snel meedoen, of ik wilde of niet.”
“Je had ook je eigen weg kunnen gaan en niet meedoen met die lui,” vond Johan en bonjourde de wesp naar Barend.
“Dat is waar,” gaf Wilhelm toe. “Maar als je eenmaal gewend bent aan rijkdom, is het moeilijk om daar afstand van te doen. En daar komt nog bij dat we in het begin eigenlijk niet veel meer hoefden te doen dan informatie te verschaffen. Pas later werden we er echt bij betrokken en toen was het natuurlijk te laat om er mee te stoppen. Op het ogenblik zit ik er tot over mijn oren in. Mijn vader is inmiddels overleden en aan mij hebben ze niet zoveel. Mijn vader was voor de buitenwacht de gerespecteerde zakenman en ik ben alleen maar zijn verwende zoontje. Met mij hebben ze dus geen entree in rijke zakenkringen waar wat te halen valt.”
Wilhelm schrok van Barend, die zijn arm hief voor een klap, maar ging verder toen hij zag dat deze niet voor hem bedoeld was , maar voor de wesp die op het gebak was neergestreken.
“Ik werd al snel gebruikt als manusje van alles en over het Arendsnest heb ik niets meer te vertellen. Daar komt nog bij dat ik geen succes ben in de wereld van de misdaad. Bovendien weet ik teveel en daarom ben ik gevaarlijk voor ze. Door een buitengewoon toeval kwamen jullie precies op het moment dat ze me uit de weg wilden ruimen.”
Wilhelm boog zich iets voorover en sprak op samenzweerderige toon: ”Toch kan ik waardevol voor jullie zijn want ik weet dat jullie achter de bende aanzitten en ik heb een plan.”
Het was niet de mededeling over het plan die insloeg als een bom maar de hand van Barend, die de wesp diep in het gebak mepte.
Cake en klodders slagroom vlogen in het rond en de kopjes stonden op hun schoteltjes te trillen.
Wilhelm liet een gebaksvorkje vallen en Johan bracht zijn arm in stelling om een eventuele aanval af te slaan.
Barend haalde tussen duim en wijsvinger het overblijfsel van de wesp tussen de klodders vandaan en toonde dit triomfantelijk aan de omgeving, die hier alles behalve opgetogen op reageerde.
Het duurde even voor de zaak gesust was en het gesprek weer voortgezet kon worden.
Johan haalde nog wat slagroom van zijn overhemd en vroeg: “En waarom denk je dat we met jou willen samenwerken?”
“Omdat ik weet hoe je ongemerkt het Arendsnest kunt binnenkomen.”
“En wat zit er voor jou dan aan vast?”
“Ja, want waarom zou jij ons helpen?” vulde Barend aan, die over de gêne van zijn onbesuisde aanval van daarnet heen was. “Wie zegt ons dat je ons er niet op de een of andere manier wilt inluizen?”
“Wat win ik daarmee?” was de wedervraag van Wilhelm. “Ze willen me tóch uit de weg ruimen, of ik jullie nu wel of niet erbij lap.”
Er viel een korte stilte waarin een ieder nadacht.
Johan wilde net iets zeggen maar Barend was hem voor.
“Zeg Johan, lust jij je gebak niet meer?”
“Neem maar, hoor,” zei Johan afwezig en schoof Barend het gevraagde toe.
“Kijk,” ging Wilhelm verder. “Ik kan geen kant meer op. Geld om weg te vluchten heb niet en als ik hier blijf, ga ik eraan. Als ik nou samen met jullie wat belastend materiaal uit de kluis steel en aan de politie geef, hoop ik gratie te krijgen of op zijn minst strafvermindering.
En op die manier neem ik meteen wraak op die schurken die mijn leven geruïneerd hebben. Want ook dat is voor mij heel belangrijk. En jullie strijken de beloning op…”
Johan en Barend keken elkaar aan.
Wilhelm zag dat ze geïnteresseerd begonnen te raken en deed er nog een schepje bovenop.
“Ik ken het Arendsnest op mijn duimpje en ik garandeer jullie dat we ongezien bij de kluis kunnen komen, waar ik de code van ken. We moeten alleen een paar spullen aanschaffen voor vannacht maar ik weet waar je die krijgen kunt. Alleen, een van jullie moet het gaan halen want ik durf me overdag niet meer op straat te vertonen. Als jullie met het voorstel akkoord gaan, kunnen we vanavond al aan de slag.”
“En dat zegt van zichzelf dat hij geen schurk is,” smaalde Barend.
Wilhelm gaf geen krimp.
“Als jullie maar begrijpen dat we er alledrie belang bij hebben om die gegevens te stelen en aan de politie te overhandigen.”
“Goed,” zei Johan. “We doen het.”
Barend sputterde nog wat tegen maar liet zich toch overhalen.
De beslissing was genomen: nu zou het er om gaan spannen!

Toen en nu, nu en toen

Author: jeroenstamgast

Peinzend kijk ik naar een zwart-wit foto
Ingelijst aan de muur
Het beeld is wat wazig
Maar de stemming is puur
Een vader rent weg
Met over zijn schouder een kind
Ik ben dat jochie
Dat geniet van die sprint
Ik keek toen in de camera
En zo zien wij nu elkaar aan

Hoe zou het zijn
Als we eens naar elkaars tijd konden gaan
Ik zou nu dan van toen genieten
Tijdens dit zalig moment
Onbevangen als iemand
Die het vervolg van zijn leven niet kent
Als ik van toen naar nu zou gaan
Zou ik denken wat een pech
Mijn vader is dood, mijn moeder halfgek
En ik ben aardig op weg.

november 1995