Archive for april, 2014

Spijt

Author: jeroenstamgast

Jaren geleden zat ik eens met een groepje vrienden aan de borreltafel en het gesprek kwam op een gegeven moment over ‘ergens spijt van hebben’
Nou, dat maakte de tongen wel los, in combinatie met de nodige drank natuurlijk.
Het leek een paar consumpties later wel of ieders leven uit één grote aaneenschakeling van verkeerde keuzes bestond
Verkeerde vrouw getrouwd, verkeerde opleiding, verkeerde baan, kinderen verkeerd opgevoed, vreemd gegaan, geld verspild, familie en vrienden verwaarloosd, mensen slecht behandeld, wereldreis niet gemaakt, allerlei kansen op geluk laten liggen en zo ging het maar door.
Ik luisterde er afwezig naar en vroeg me af waar ik eventueel spijt over zou moeten hebben.
Het viel me eigenlijk nog wel mee maar er kwam toch één ding in me op waar ik af en toe met wroeging, tot op de dag van vandaag, aan terug denk.
Iets van heel lang geleden, uit mijn verre jeugd, maar het beeld staat me akelig helder voor ogen.
Ik was een jaar of tien en liep over de vrijdagse markt in het dorp, wat ik altijd wel gezellig vond.
Zo nu en dan stond er ook eens een andere koopman dan de gebruikelijke kraamhouders.
Deze keer was er iemand die niet eens een kraam had maar wel landschildpadjes verkocht die in een slordig afgebakende ruimte traag rondscharrelden.
Tegenwoordig ondenkbaar maar in die tijd waren allerlei exotische diersoorten nog gewoon koopwaar en ik zag dat toen ook zo.
Na het nodige gezeur mocht ik van mijn ouders zo’n schildpadje kopen.
Ik noemde hem Pelkie en richtte een stevige kartonnen doos voor hem in.
Thuis hadden we een mooi geïllustreerd boek over het houden van huisdieren waar ik regelmatig in bladerde en waar zowaar een hoofdstukje over het houden van reptielen in stond.
De alinea over landschildpadden kende ik al snel uit mijn hoofd.
Pelkie zou niets te kort komen.
Toch was Pelkie bepaald geen gezellige huisvriend te noemen.
Eigenlijk hadden we niets met elkaar, hij in ieder geval niet met mij.
Het hoogtepunt uit onze relatie bestond uit een keer dat ik hem op een meter afstand van me zette en ik hem, liggend op mijn buik, tergend langzaam op me af zag komen kruipen tot hij uiteindelijk die rare kop met zijn rimpelige nek tegen mijn neus drukte.
Even voelde ik iets van een band tussen ons.
Eten deed hij, voor zover ik kon waarnemen, niet en ik begon me al zorgen te maken.
Af en toe mocht hij in de achtertuin loslopen, voor zover je dat nog lopen kunt noemen.
Tot mijn opluchting zag ik op een keer hoe hij op een knalgele paardenbloem afhobbelde en die begon op te eten.
Probleem opgelost!
Pelkie kreeg de verdere zomer paardenbloemen te eten.
In het boek had ik gelezen dat landschildpadden in ons klimaat een winterslaap dienen te houden.
Aangeraden werd om hem, als het zover was, in een doos op een donkere plek weg te zetten en dan natuurlijk niet uit nieuwsgierigheid regelmatig kijken hoe het met hem ging want dan zou men zijn winterslaap maar verstoren.
In die tijd geloofde ik nog in de waarheid van het geschreven woord dus ik hield me goed aan dat advies.
Wekenlang kon hij zo van zijn winterslaap genieten tot ik dan eindelijk eens heel voorzichtig die doos uit het donker tevoorschijn haalde.
Om wat ik toen zag, moest ik bijna huilen.
In die doos bevond zich welgeteld één gaatje waar Pelkie, staande op zijn wankele achterpootjes, zijn kop zover mogelijk door naar buiten gestoken had.
Een golf van medelijden en wroeging over wat ik dat beest onbedoeld aangedaan had, ging door me heen.
Hoe lang zou hij daar wel niet zo gestaan hebben?
Tot overmaat van ramp zag ik in de doos wormachtige beestjes die uit het binnenste van Pelkie gekomen leken te zijn.
Ik wist me geen raad en drukte het beest tegen me aan om hem te knuffelen en te troosten maar dat ging natuurlijk niet zo goed met die kei op pootjes.
Ik nam hem mee naar beneden en hij mocht van mijn ouders de rest van de winter overdag los in de woonkamer rondkruipen tot hij niet lang daarna dood ging.
Ik zorgde voor een mooie begrafenis en vroeg me af of die andere schildpadjes van de markt ook zo beroerd aan hun einde gekomen waren.
Heel lang heb ik vóór het slapen gaan dat trieste beeld van die kop uit dat gat in die doos gezien.
En, zoals gezegd, af en toe zie ik dat nog wel eens voor me, als symbool van alle leed dat we onze huisdieren aandoen.
Na alle ontboezemingen van mijn tafelgenoten was het hen opgevallen dat ik nog geen van spijt doordrenkte bekentenissen gedaan had en men wilde wel eens weten welke verkeerde beslissingen ik in mijn leven genomen had.
Ik kon na al dat menselijk drama toch niet over die schildpad beginnen?
“Ik vind het vooral spijtig,” oreerde ik “dat er zoveel dingen in het leven zijn waar we spijt over moeten hebben.”
In de stilte die volgde keek ik filosofisch voor me uit en ik was blij dat de gesprekken al gauw weer gewoon over vrouwen en voetbal gingen.
Wat later op de fiets naar huis, had ik spijt dat ik wéér een waardeloze avond aan mijn verzameling nutteloze dagbestedingen zou moeten toevoegen.