Archive for augustus, 2013

Scène 7

Author: jeroenstamgast

De smid houdt Tijl voor de gek en Tijl houdt de smid voor de gek.

 

 

VERTELLER: De mensen in de stad krijgen een beetje genoeg van de grappen van onze held. In het serieuze boek trekt hij telkens verder naar streken waar ze hem nog niet kennen. Vaak wordt hij daarbij vergezeld door een letterlijk zeer dikke vriend, Lamme  Goedzak geheten, die zijn vrouw zoekt die verdwenen is. Samen beleven ze leuke maar ook gruwelijke avonturen. Regelmatig straffen zij handlangers van het officiële gezag af en moeten dan weer maken dat ze wegkomen. In ons stuk gaat alles veel gemoedelijker.

 

 

 

 

Een aantal gasten zitten in de herberg rond een tafel.

 

 

BURGEMEESTER: Die Tijl Uilenspiegel begint het nu écht te bont te maken. De hele stad heeft last van zijn vervelende grappen en grollen. Zelfs ík, de burgemeester, moet er af en toe aan geloven.
BANKDIRECTEUR: Is daar nou niets aan te doen, burgemeester?
BAKKER: Ja, kunnen we niet zorgen dat hij ophoudt of gewoon verdwijnt?
DOKTER: Het is toch te gek voor woorden dat die Uilenspiegel maar ongestraft zijn gang kan gaan!
BURGEMEESTER: Zolang hij niet iets strafbaars doet, kunnen we hem niets maken. We zullen iets anders moeten verzinnen. Wie weet er iets?
WAARD: Wat zouden jullie zeggen van een biertje?
DOKTER: Hm, ja, Eén nog dan.
BANKDIRECTEUR: Wacht eens! 

 

Op dat moment komt de smid binnen

 

WAARD: Wou u geen biertje meer?
BANKDIRECTEUR: Ja, natuurlijk wel. Nee, ik bedoel: ik weet iets. Hé smid!
SMID: Hé bankdirecteur!
BANKDIRECTEUR: Smid, luister eens. We willen die vervelende Tijl Uilenspiegel eens een toontje lager laten zingen. Nou ben jij zelf een beetje een grappenmaker. Weet jij niet iets waar we hem mee kunnen pakken?
BAKKER: Een koekje van eigen deeg, als het ware.
DOKTER: Natuurlijk! Dat is het! We moeten de vijand met zijn eigen wapenen bestrijden.
BURGEMEESTER: We moeten hem eens goed in de maling nemen. Dat zal hem leren!
SMID: Tja, dat valt niet mee, hoor. Die Uilenspiegel is sluw.
WAARD: Hier. Neem een biertje. Misschien helpt dat.
SMID: Nou, misschien weet ik iets. Kunnen jullie morgen om kwart voor 12 bij mij thuis zijn?
ALLEN: Ja.
BURGEMEESTER: Wat ben je van plan?
SMID: Dat zult u wel merken.

 

Op dat moment komt Tijl binnen.

 

SMID: Kijk nou eens: als je het over de duvel hebt…Gaan jullie even weg.

 

 

 Tijl ziet iedereen van tafel gaan, kijkt ze na en gaat bij de smid zitten.

 

 

 TIJL: Hm, Iedereen gaat weg. Vinden ze me niet aardig meer?
SMID: Nou, dat zal wel meevallen, Tijl. Ik heb in ieder geval geen hekel aan je. Ik hou zelf ook wel van een grapje. Ik ben eigenlijk wel benieuwd naar al die grappen die je uitgehaald hebt. Weet je wat! Wil je morgen om twaalf uur bij me eten? Als je kúnt natuurlijk.
TIJL: Ja, natuurlijk wel. Als je dat leuk vindt.
SMID: Ik denk dat het erg leuk wordt. Tot morgen dan! (verlaat het podium)
TIJL: Iedereen gaat weg. Ook gezellig! Nou, dan ga ik ook maar.(gaat ook af)

 

 

 

De volgende dag belt Tijl aan bij de deur van het huis van de smid.

 

 

 

TIJL: Hm, zeker niet gehoord. Nog maar eens bellen.

TIJL: Zijn ze soms doof? Ik hoor anders wel veel lawaai achter die deur. Eens door het raam kijken. (doet dit) Zo, ik ben niet alleen uitgenodigd. Die smid heeft een tafel vol met gasten. En veel lekker eten trouwens. Ik zal eens op het raam kloppen. (doet dit) Horen ze nou niets of hoe zit dat! Hé, dove kwartels! Ik heb ook honger! Nou ja! Ze kijken naar me en lachen alleen maar. Wat is dat nou voor een onzin! O, de smid staat op en gaat naar de deur. Zou hij dan tóch open doen?
SMID: Ha die Tijl! Wat kom jij doen?
TIJL: Je had me uitgenodigd om te eten, weet je nog?
SMID: Ik had gezegd: kom bij me eten als je kúnt. Nou, je kunt niet want ik laat je er niet in! Ha ha ha! (doet de deur voor Tijls neus dicht)
TIJL: Nou, sta ik mooi even voor aap. Ik denk dat ik maar eens een rondje om ga.

 

 

 

De  gasten verlaten nét het huis als Tijl weer langs komt.

 

 

 

BURGEMEESTER: Ha die Tijl! Lekker gegeten, kerel!
BANKDIRECTEUR: Je hebt een heerlijke gratis maaltijd gemist, lolbroek!
BAKKER: Een koekje van eigen deeg! Smaakt dat ook?
DOKTER: Ja, hoe voelt het om nou zélf eens in de maling genomen te worden?
WAARD: Sorry, Tijl. Maar als je altijd iedereen altijd in de maling neemt, kun je er op wachten dat ze het een keer terug doen.
TIJL: Hoi, smid! Gefeliciteerd man! Het is je gelukt. Je hebt me er echt in laten lopen.
SMID: Je bent niet boos op me?
TIJL: Welnee,man! Ik kan wel tegen een grapje, hoor. En, eerlijk is eerlijk: het is knap van je dat het je gelukt is. Dat kunnen niet veel mensen zeggen.
SMID: Weet je wat! Ik wil het weer goed maken. Kom vanavond om acht uur bij me eten.
TIJL: Bedankt voor het aanbod maar ik eet niet zo lekker als er zoveel mensen bij zijn.
SMID: Als dat zo is, dan beloof ik je dat je vanavond alléén aan tafel zult zitten.
TIJL: Nou, als ik alleen kan zitten dan kom ik graag.
SMID: Vrouw! Tijl eet vanavond mee!
VROUW SMID: Goed hoor!
SMID: Tot vanavond dan, Tijl! Ik ga nu naar de smederij want ik heb een hoop te doen.

 

 

 

Tijl wacht tot de smid weg is en belt dan aan.

 

 

 

VROUW SMID: Wat ben jij vroeg, Tijl. Je zou toch pas vanavond komen?
TIJL: Dat weet ik maar je man vraagt of je direct even wil komen. Het is heel belangrijk.
VROUW SMID: Vreemd. Wat is het dan?
TIJL: Dat weet ik niet. Hij ging meteen dóór naar de smederij. Het had wél haast, zei hij nog.
VROUW SMID: Nou ja, dan ga ik maar. Ach, vergeet ik de deur dicht te doen.
TIJL: O, die doe ik wel even dicht. (wacht tot ze uit het zicht is)  Zo, en nou ga ik voor mezelf een heerlijke maaltijd bereiden. (gaat het huis in en sluit de deur achter zich)

 

 

 

De smid en zijn vrouw komen gehaast terug.

 

 

 

 

SMID: Volgens mij voert die Tijl Uilenspiegel iets in zijn schild. Ik had helemaal niets tegen hem gezegd. Je had niet naar hem moeten luisteren.
VROUW SMID: Dat weet ik toch ook niet. Als jij iemand uitgenodigd hebt, denk ik natuurlijk dat het wel in orde is.
SMID: Ik vrees het ergste.
VROUW SMID: De deur is inderdaad dicht.
SMID: (kijkt door het raam) Moet je nou eens kijken! Hij zit daar binnen te schransen van ons lekkerste eten dat we zouden bewaren voor als er eens iets heel speciaals was. Hé! Doe open!
VROUW SMID: Hij eet gewoon door.
SMID: Doe open of ik sla het raam in!
VROUW SMID: Als je dat maar laat! Het is óns raam.
SMID: Moet ik dan staan toekijken hoe hij onze kostbare voedselvoorraad er doorheen jaagt! Moet je kijken: hij maakt net een hele dure fles wijn open!
VROUW SMID: Nou wordt ie helemaal mooi! Hij proost naar ons!
SMID: Ik trap die deur in!
VROUW SMID: Ben je gek! Dat is ónze deur!
SMID: Dan zit er niets anders op dan te wachten.
VROUW SMID: Laten we maar even naar de herberg gaan. Dat kan nog wel even duren…

 

 

 

 

Gaan af en komen even later terug.

 

 

 

SMID: Ik ben benieuwd of hij nou open doet. (belt aan, waarna Tijl inderdaad de deur opent)
TIJL: Ha die smid! Dag mevrouw. Ik heb heerlijk gegeten.
SMID: Ik denk dat ik jou maar eens even in elkaar ga timmeren!
TIJL: Ho ho! Waarom? Je had beloofd dat ik alléén aan tafel mocht eten. Nou, dat heb ik gedaan.
SMID: Ja, nou, ik…
VROUW SMID: Heb je dat tegen hem gezegd?
SMID: Ja, maar…
VROUW SMID: Dan heeft hij je gewoon teruggepakt.
TIJL: Ja, je kunt toch wel tegen een grapje, net als ik.
SMID: Je zou om acht uur komen.
TIJL: Als ik alleen eet maakt het toch niet uit hoe laat ik dat doe. Nou, bedankt voor de maaltijd. Wat mij betreft heb je het weer helemaal goed gemaakt. Tot ziens!

 

 

 

Tijl wandelt tevreden weg en de smid en zijn vrouw gaan beteuterd naar binnen.

 

 

 

Gezond leven

Author: jeroenstamgast

Het duurde even vóór Kees wist met wie hij van doen had toen hij in de supermarkt onverwacht werd aangesproken door een onbekende oude bekende.
Pas toen deze begon te vertellen over trimmen in de duinen kon hij zich alles weer herinneren.

 

Kees was in die tijd 20 jaar jonger en tien kilo lichter.
In zijn stamcafé was hij aan de praat geraakt met van die gezond uitziende jongens die alleen maar voor de gezelligheid naar de kroeg gaan.
Niet voor de drank dus.
Toen een van die jongens, de oude bekende dus, nippend van zijn  mineraalwater suggereerde dat naast gezond eten en drinken een beetje sportieve lichaamsbeweging goed voor zijn lijf zou zijn, had Kees omstandig uitgelegd dat zijn omvangrijke gestalte niet veroorzaakt werd door vet maar door bottenstructuur en spieren, waarna hij uitgenodigd werd om mee te lopen met hun jogginggroepje.
In die tijd liep Kees nog wel eens de 2 ½ km en, enigszins overmoedig geworden door de hoeveelheid drank van die avond, stemde hij zondermeer toe om daar vervolgens twee dagen lang enorme spijt van te hebben.
En daar stond Kees dan in zijn te korte broekje, strak T-shirt en goedkope gymschoenen, als een Lelijk Eendje tussen de BMW’s  en Porches.
Het in moderne sportkleding gehulde racingteam begon met rekken en strekken van de spieren, een voorbereiding die Kees altijd oversloeg.
In dit geval leek het hem beter hier maar aan mee te doen, waarbij hij ervoor zorgde dat zijn buik bij het voorover buigen niet al teveel over zijn sportbroekje helde.
Een vlotte jongen met een afgetraind lichaam legde hem uit dat het de bedoeling was dat ieder van de deelnemers om de beurt de kop nam maar, omdat dit voor Kees de eerste keer was, gold dit niet voor hem.
De sporter keek hem invoelend aan met een gezicht waarop te lezen stond: zie ons eerst maar eens bij te houden.
Hij had het goed gezien: na tweehonderd meter was Kees al volledig buiten adem en al zijn spieren en gewrichten vertelden hem dat rennen in dit tempo voor hem gekkenwerk was.
Toch duurde het nog ruim vierhonderd meter voordat hij volledig onbekwaam gestrekt tegen de vlakte ging.
Zijn gesprekspartners uit de kroeg keken nog even lachend achterom en verdwenen al snel uit het gezicht.
Het duurde een tijdje voordat het lichaam van Kees weer als lichaam aanvoelde.
Moeizaam kwam hij overeind en strompelde terug naar de parkeerplaats.
Bij zijn auto aangekomen leunde hij zwaar tegen de dakrand en wilde de autosleutel uit zijn sportbroekzakje halen maar het ding bleek verdwenen!
Paniekerig speurde hij de omgeving van de auto af maar geen sleutel te vinden natuurlijk.
Zenuwachtig besloot hij de net gelopen route nog eens te lopen in de hoop de autosleutel, die ongetwijfeld tijdens het onregelmatig bewegen op de grond gevallen was, te vinden.
Zonder succes natuurlijk.
Als er bij Kees iets fout ging, ging het ook goed fout.
Wanhopig keek hij nog eens om zich heen.
Wat te doen?
In geen geval wilde hij aan die fanatieke uitslovers een lift terug vragen.
De vernedering was groot genoeg geweest.
Als hij op eigen kracht thuis kwam, kon hij later in de kroeg altijd nog zeggen dat hij de 10 km in zijn eigen tempo uitgelopen had.
Hij besloot om het eerste stuk naar huis via de duinen te wandelen zodat hij niet de kans liep om die gezondheidsmaniakken tegen het lijf te lopen als ze met hun auto’s over de weg naar huis reden.
Met een beetje geluk kon hij vóór het donker thuis zijn.
De auto zou hij dan de volgende dag met zijn reservesleutel wel ophalen.
Mopperend zette hij zich in beweging en volgde een paadje waarvan hij dacht dat dat wel bij een groter pad zou uitkomen dat hem uiteindelijk naar de grote weg zou leiden.
Het paadje werd al snel smaller en begon steeds minder op een paadje te lijken.
Kees liet zich niet ontmoedigen en strompelde stug door, onderwijl takken met allerlei soorten stekels van zich afslaand tot er uiteindelijk niets meer was wat hem aan een paadje deed denken.
Ergens in de verte hoorde hij vrouwen lachen met van die gierende uithalen.
Kees aarzelde geen moment, baande zich een weg door de struikenmassa en stond plotseling oog in oog met drie dikke dames op leeftijd die zich in vrolijk uitziende sportkledij gewurmd hadden.
Het lachen stopte abrupt bij het zien van Kees die als een duveltje uit een doosje uit de struiken gestruikeld kwam maar een van de dames meende al snel een jonge bosgod in hem te herkennen zodat het gierende lachen hervat kon worden.
Kees legde, telkens onderbroken door lachsalvo’s, uit dat hij zijn autosleutel verloren was en vroeg ongegeneerd of hij een lift naar huis kon krijgen.
De dames bekenden lachend dat ze, behalve gebakjes, ook wel van een groen blaadje hielden dus meerijden zou geen probleem zijn.
Ze waren toch al tot de conclusie gekomen dat sporten in de duinen niets voor hen was en dat dit de eerste en meteen ook de laatste keer was dat ze dit deden.
Even later stonden ze op de parkeerplaats bij een suf autootje en waar Kees al bang voor was gebeurde: hij werd gesignaleerd door de sportjongens die net met hun cooling down begonnen waren.
In de kroeg werd later in geuren en kleuren verteld hoe Kees zich nu bij sporters van zijn eigen kaliber aangesloten had.
Kees antwoordde dan maar dat hij liever uit een doos met oude taarten snoepte dan dat hij uit een biobak met zuurgezonde appels moest eten.

 

En na al die jaren waren ze elkaar hier dan in de supermarkt weer tegengekomen.
Kees zei dat hij al heel lang niet meer aan sport deed.
De oude bekende deed  dat wél maar tegenwoordig was dat dan gehandicaptensport.
“Hersenbloeding, hè,” gaf hij als verklaring en wielde met zijn rolstoel snel van hem weg.
Kees keek hem peinzend na en richtte zijn aandacht weer op het schap met kant en klaarmaaltijden.