Een dansend echtpaar wil een aap van een jongen uit de weg ruimen en staat tenslotte zelf voor aap.

Het was koud en donker en Pandoeris had vreselijke honger.
Het begon hem op te vallen dat hij de laatste tijd steeds ’s avonds en ’s nachts in de weer was.
Hij moest toch eens een manier zien te vinden om dat weer terug te draaien naar de dag.
En ook moest hij maar eens na gaan denken over een andere manier van reizen want dit was niets gedaan.
Terwijl hij zo denkend voortsukkelde, zag hij een kampvuur waaromheen mensen zaten en een aantal woonwagens stonden.
De mensen rond het kampvuur zagen er niet onvriendelijk uit zodat Pandoeris er naar toe durfde te gaan.
”Goedenavond samen. Heeft u er bezwaar tegen als ik er even bij kom zitten?”
”Dat hangt er vanaf,” sprak de oudste en nam Pandoeris aandachtig op.
”Waar hangt dat vanaf?” vroeg Pandoeris weer.
”Of we wat aan je hebben of niet. Wij zijn een rondreizend gezelschap en ieder van ons moet werken voor de kost. Wat kan je zoal?”
Dat was een lastige vraag waar Pandoeris diep over na moest denken.
Ja, wat kon hij eigenlijk?
Er wou hem zo gauw niets te binnen schieten.
Hij kon toch moeilijk zeggen dat hij kon toveren.
Dat was vragen om moeilijkheden.
”Kun je springen?” vroeg de oude.
Pandoeris sprong een aantal malen in de lucht om te laten zien dat dat wel lukte.
”En kun je ook op handen en voeten lopen?”
Pandoeris gaf een demonstratie.
”Kun je in die boom daar klimmen?”
Pandoeris liet zien dat hij dat kon hoewel hij het rare vragen vond, zelfs voor iemand van een rondreizend gezelschap.
”Kan je springen en tegelijkertijd hoge krijsgeluiden maken?”
Nu werd het Pandoeris toch een beetje te gortig.
”Zeg eens, ik ben geen aap!”
”Ja, dat ben je wél! Als je tenminste met ons mee wilt reizen. Onze aap is namelijk overleden en dat is het enige baantje dat we je kunnen aanbieden.”
Pandoeris keek de man ongelovig aan.
”Wij trekken van dorp naar dorp waar wij optredens verzorgen: zang, dans, clowns, acrobaten enz. Onze aap ging altijd met de pet rond tussen de optredens door. Als we je een beetje schminken, kan je nog uitgroeien tot een mooie aap.”


”En wat staat daar dan tegenover?” vroeg Pandoeris.
”Kost en inwoning.”
Pandoeris ging bij het vuur zitten.
”Nou, vooruit dan maar.”
Hij kreeg eerst wat te eten en moest toen, geschminkt en wel, zijn kunsten als aap vertonen.
Zijn nieuwe collega’s reageerden enthousiast.”
”Geweldig!” riep de oude uit.”Jij bent een natuurtalent! Alsof je altijd al een aap bent geweest. Zó goed doe je het!”
Dit was nou het soort compliment waarvan Pandoeris zich altijd afvroeg of hij daar nu blij mee moest zijn of niet.
Een half uurtje later ging iedereen naar bed en Pandoeris was benieuwd in welke woonwagen ze hem zouden stoppen.
De oude wees hem een getralied hok op wielen aan.
”Moet ik daar in?” vroeg Pandoeris verbaasd.
”Ja, of dacht je soms dat er iemand was die het leuk vindt om met een aap in bed te liggen!”
Mopperend kroop Pandoeris in het hok.
De oude deed de deur op slot en gaf Pandoeris de sleutel.
”Dan kun je er eventueel uit als het nodig is. Welterusten.”
Pandoeris bedekte zich met stro en viel in een diepe slaap.
De volgende dagen gingen snel voorbij.
Ze trokken voort van dorp naar dorp en Pandoeris groeide steeds meer in zijn rol als aap.
Was hij in het begin alleen maar degene die tussendoor het geld in ontvangst mocht nemen, op het laatst was het zo dat hij de show maakte en de anderen de pauzes mochten opvullen.
De oude baas van het gezelschap was tevreden maar de anderen werden jaloers.
Niemand wilde ’s avonds bij het kampvuur meer naast hem zitten en af en toe kreeg hij stiekem een klap of een schop als de oude even niet keek.
Pandoeris was het zat en besloot er vandoor te gaan.

Die nacht kroop hij zachtjes uit zijn hok en sloop weg.
De deur deed hij uit gewoonte netjes achter zich op slot.
Hij wilde net op pad gaan toen hij schimmen zag bewegen bij zijn hok op wielen.
Nieuwsgierig sloop hij dichterbij en zag hoe twee van zijn collega’s zachtjes de kar voorttrokken in de richting van het meertje naast het kamp.
Het waren de danser en de danseres van het gezelschap die tijdens de optredens niet zoveel succes hadden en steeds meer tijd aan Pandoeris moesten afstaan.
Ze duwden de kar het meertje in totdat deze helemaal onder water was verdwenen.
Daarna ging het macabere tweetal weer terug naar hun woonwagen.
Pandoeris kon zijn ogen niet geloven.
Ze hadden hem willen verdrinken!
Zijn hart bonsde in zijn keel en het duurde even voor hij weer gekalmeerd was.
Deze moordenaars verdienden een lesje dat hun lang zou heugen.
Hij sloop naar de wagen waar de schmink bewaard werd en smeerde zich in met lichtgevende zalf.
Ook zette hij een dodenmasker op, pakte een paar spullen waaronder een grote dolk en sloop naar de wagen van het dansende echtpaar.
Dit lag net in bed maar kon de slaap niet vatten.
Waarschijnlijk hadden ze toch een beetje last van een slecht geweten.
Pandoeris stak een kaars aan, opende voorzichtig de deur van de wagen en sprak met spookachtige grafstem: ”Ik ben de geest van de aap en ik wil mijn dode lichaam terug.”
Het echtpaar veerde omhoog en zag de lichtgevende gestalte van Pandoeris op zich af komen.
”Geen geluid of het is je laatste geluid. Geen beweging of het is je laatste beweging,” vervolgde Pandoeris op onheilspellende toon en zwaaide vervaarlijk met zijn dolk.
Het echtpaar bleef doodstil liggen en in hun ogen was de doodsangst af te lezen.
”Ik ben de geest van de aap en ik wil mijn dode lichaam terug,”
herhaalde Pandoeris met holle stem.”Kom, we gaan mijn dode lichaam halen.”
Hij bond de dansers met een touw aan elkaar vast en trok ze mee in de richting van het meertje.
Hij zette er flink de vaart in want hij kreeg wel in de gaten dat de twee begonnen te twijfelen aan de echtheid van de geest.
Bij het meertje aangekomen, durfde de danseres dit zelfs openlijk te laten blijken toen Pandoeris hen beval het getraliede wagentje uit het meer te halen.
”En als we dat nou niet doen, meneer de geest van de aap. Wat gebeurt er dan?”
”Dan zal meneer de geest van de aap jullie aan zijn mes rijgen!”
donderde Pandoeris en hield het afschrikwekkende wapen onder haar neus.
De danseres zag wel in dat er aan de echtheid van het mes niet getwijfeld hoefde te worden en begon haar man te helpen.
Niet lang daarna stond het hok op wielen na te druipen op de oever van het meertje.
Pandoeris opende het deurtje en dwong de twee- onder bedreiging van zijn mes, het hok in te gaan.
”Zo, stelletje moordenaars. Omdat jullie met je mooie danspassen in je mooie danskleding minder succes hadden dan een domme aap, besloten jullie hem maar uit de weg te ruimen.
Nou, ik zal jullie morgen de kans geven om succes te hebben!”
En zo gebeurde het, dat tijdens de voorstelling die gegeven werd in het volgende dorp dat het gezelschap aandeed, plotseling een getralied wagentje aan kwam zetten met daarin twee apen, gekleed in juten zakken.
”Dames en heren!” riep Pandoeris. ”Ik vraag graag uw aandacht en een hartelijk applaus voor het dansende apenechtpaar ’de Mortella’s!”
Het publiek begon te juichen en te joelen en de pas aangekondigde Mortella’s wisten niets beters te doen dan zich aan te stellen als een aap.
Het echtpaar dat normaal in prachtige kostuums onder begeleiding van mooie muziek statige danspasjes uitvoerde, sprong nu gillend en krijsend in een juten zak rond en probeerde met de moed der wanhoop om Pandoeris zijn kunstjes na te doen.

Pandoeris ging naar de oude directeur van het gezelschap.
”Ik scheid er mee uit maar ik heb mijn opvolgers alvast voor u meegebracht. Hoe vind u ze?”
”Het spreekt de mensen in ieder geval méér aan dan wat ze eerst deden. Ik denk dat ik het zo maar houd.”
Pandoeris gaf de directeur een hand ten afscheid en keek nog een keer naar zijn opvolgers.
Het publiek was enthousiast en Pandoeris moest toegeven dat ze beslist talent hadden.
Daar konden nog eens een paar mooie apen uitgroeien.

Reacties mogelijk in het gastenboek.